Geschiedenis

Club geschiedenis Ons Hageland

1. Voor WO I.

Opgericht in 1874 is Ons Hageland de oudste Vlaamse studentenclub aan de Leuvense universiteit. Destijds werd de club opgericht om een studentikoos tegenwicht te vormen tegenover de toen bestaande letterkundige kringen. Van meet af aan lag de klemtoon dus op ontspanning en minder op vorming. In die tijd waren studentenverenigingen vooral franstalig en zou het nog zo’n 10 jaar duren vooraleer de gilden en andere Vlaamse clubs ontstonden.

Van de eerste drie decennia van de clubgeschiedenis is maar heel weinig bekend. Het feit dat Ons Hageland in wezen een ontspanningsvereniging was, vormt een mogelijke verklaring voor het feit dat in de loop der jaren grote delen van het clubarchief verloren gegaan zijn. Ook Ons Leven, het maandblad van het Vlaams Verbond (het huidige KVHV), rept de eerste jaren geen woord over het bestaan van een Hagelandse club. Het is pas vanaf 1907 dat Ons Hageland in verschillende publicaties naar voren treedt. De bestaande club kreeg er dat jaar een nieuwe kliek bij. Vanaf dan luidt de officiele naam van de club “Ons Hageland-Bessemclub”.

Het gebruik van de bessem als clubsymbool kent verschillende verklaringen. Een interessante piste is de betekenis van de bezem te associeren met oproerkraaierij, rebelsheid en non-conformisme eigen aan de studenten. Er zijn talloze afbeeldingen bewaard, ook in Duitsland, waarbij Tijl Uilenspiegel, eeuwig rebel en schavuit, steevast een bezem in de hand houdt. Ook het originele clublied, waarvan de melodie ons niet langer bekend is, maakt gewag van “pandoers die de Hagelanders schuin aankijken” en spreken over het “Vlaamsch Verbond”. Had de oprichting van Ons Hageland in het toenmalige francofone Leuven misschien iets te maken met Vlaamse verzuchtingen ?

Wat de club zelf betreft is bekend dat zij tot 1911, toen het Payottenland uit de Brabantse werd opgericht, de enige club bleef in de Brabantse gilde. Nadien zou het nog tien jaar duren vooraleer andere clubs uit Brabant het levenslicht zagen. Ons Hageland bestond in die periode voornamelijk uit pendelstudenten. De afstand tussen de thuishaven en de Leuvense universiteit was zo klein datvoor de meeste Hagelanders dat op kot gaan een onnodige zaak bleek. Enkel diegenen afkomstig uit de uithoeken van de streek, zoals bijvoorbeeld Geetbets, logeerden tijdens de week in Leuven. Volgens Ernest Claes, zelf een notoir Hagelander had de club in die periode haar stamcafe in de Twee Sleutels in de Mechelsestraat : “De talrijke leden ontmoetten er elkaar en er werden hectoliters Jack-Op en Munich gedronken.” Sommige studentenliederen herinneren ons nog steeds aan de tijd dat Jack-Op het meest betaalbare bier was voor de studenten. Zelfs in de Oude Roldersklacht wordt op dezeperiode gealludeerd : “Waar zijn zij die voor ‘t Werchters bier hun laatste cent verdronken, als wereldbazen op de zwier met volle potten klonken ?”

Tijdens de eerste wereldoorlog zou de club geen werking kennen. Dit was het logische gevolg van het feit dat de universiteit zelf de deuren sloot en de meeste studenten waren opgeroepen om het “vaderland” te dienen aan het westfront.

2. Het interbellum.

Van 1919 tot aan het bombardement van begin mei 1944 hield Ons Hageland- Bessemclub maandelijks club in het bovenzaaltje van de Patria, een complex met gelagzaal en feestzaal van de vroegere katholieke partij, op de Tiensestraat, tegenover het college De Valk. In dit zaaltje hingen alle foto’s die jaarlijks van de leden gemaakt werden door een schichtige fotograaf uit de Mechelsestraat die door iedereen “Klutterbuk” werd geheten. Jozef Frederickx (senior ’43-’44) kon nog wat heinneringen ophalen aan de tijd in de Patria: “Er was een volledig zotte cafebaas, afkomstig uit Moeskroen of zo, die bekend was in het Leuvense omwille van zijn “ovobiologie”. Hij beweerde dat alles ontstaan was uit het ei. Op een dag had men de Patria afgehuurd om hem zijn verhaal te laten doen tot groot plezier van de aanwezige menigte. De zaal zat afgeladen vol en halfweg de voorstelling vlogen de eieren in het rond en heel de zaal was besmeurd. Er hadden er zelfs een levende kip naar voren gesmeten.” In 1944 zou de Patria door het bombardement op Leuven zwaar beschadigd raken. Andere geliefde studentenlocaties in die tijd waren het Vlaams Huis op de Bondgenotenlaan en de Lyrique.

Naar het einde van de jaren 30 toe was de club in ledenaantal geslonken. Onder het bestuur van Robert Lerut (37-38) werd daarom besloten de clubvergaderingen in de namiddag te houden. Uit Ons Leven (nr. 51,07-11-’38) weten we bvb. dat Ons Hageland op 9 november club hield om 15u. in de Patria. In hetzelfde nummer is er ook sprake van een galabal op 20 november 1938. De kleuren in die tijd waren wit-dubbelzwart-wit. De Aarschotse had toen de kleuren wit- zwart-wit. Andere thuisclubs waren de Diesterse club en de Bietenclub.

Toen er een reele oorlogsdreiging ontstond en tijdens de oorlog zelf vonden de vergaderingen nog op regelmatige basis plaats (een maal per maand), maar was er toch duidelijk minder plaats voor zang en leute. Het was zelfs moeilijk in die periode om aan linten te geraken. Men moest zich maar behelpen met stof die men ergens op de kop kon tikken. Een schild was er niet, wel een vaandel en een roldersvlagje Een uitzondering op alle miserie vormde een uitstap in 1943. Een van de leden had toen kennis met een brouwersdochter in Veltem. De brouwerij was toen opgevorderd om bier te brouwen voor Duitse soldaten met door de Duitsers geleverde mout. Hiervan werden regelmatig vaten opzij gehouden voor bevriende kringen. De club mocht een bezoek brengen en werd getrakteerd, wat door het niet meer vertrouwd zijn met bier op korte tijd voor een uitgelaten bende zorgde. Een schacht liet zelfs een kostbare en op dat moment niet vervangbare 3m hoge thermometer vallen. Tegen het einde van de oorlog zou de club zich desondanks goede contacten onderhouden met verschillende brouwerijen. De club kon zich zo profileren als een echte “zuipclub”. Dit is ook de reden waarom in die periode een hele resem West-Vlamingen bij de Bessemclub kwamen. De club telde in die periode zo’n 50 a 60 leden.

Begin 1944 kon senior Jozef Frederickx voor een memorabele lustrumweek zorgen : een club met het zeldzame bier, een pensenkermis, een bal in de hallen van Diest en een uitstap naar de blauwe Duif in Linden. Twee maanden later legde het fameuze bombardement alle activiteiten stil tot januari 1945.

3. Na WO II tot 1972

De club ging na de oorlog op de ingeslagen weg verder. De activiteiten gingen meestal in Leuven door. De meeste leden navetteerden en moesten als er een clubactiviteit was logeren bij vrienden.

De generatie van Verbeeck vond geen opvolging die de club kon verderzetten. De club verdween na ’56 van het toneel. Het zou tot ’67 duren vooraleer Erik Van Hoeck het idee opvatte de club herop te richten : “Zelf was ik eerst bij Noord- Brabant. Nadien werd ik senior van de Brabantse gilde en vandaaruit kwam de idee om Ons Hageland terug wat leven in te blazen. De wit-zwarte kleuren waren nog bekend. Tevens was er nog een beetje contact met Mon de Goeyse. Het merendeel van de leden waren aanvankelijk Noord-Brabanders en dergelijke, maar stilaan ontstond er toch een ruime echte Hagelandse kliek. Het aantal activiteiten bleef beperkt tot enkele per jaar. Leden waren o.m. Urbain Wellens uit Diest of Aarschot en Descurieux van Meise”.

Tijdens de linkse bezetting van de jaren ’70 verdwenen er verschillende SK-clubs. Ons Hageland was een van de slachtoffers. Hagelanders die in die tijd in Leuven studeerden zochten onderdak bij andere Brabantse clubs. Als “extra muros” konden zij evenwel geen bestuursfuncties op zich nemen.

4. na de heroprichting

Heroprichter Valere Oversteyns v. Klink wilde Ons Hageland terug als een volwaardige club binnen het SK. Het bleek een moeilijke bevalling te worden, want het eerste jaar bleef de werking eerder beperkt. Totdat in 1984 enkele moedigen – voornamelijk KVHV-ers – meewerkten aan de verdere opgang van de club. Onder Lenin was het ledenaantal al verdrievoudigd. Met haar 24 leden was Ons Hageland de tweede grootste club van de Brabantse gilde. Een nieuwe bloeiperiode was aangebroken. De senior had goede contacten met het Heilig Drievuldigheidscollege van Leuven en wist maar liefst 9 oud-studenten mee te motiveren om schacht te worden van Ons Hageland. Na Lenin zou Vlam senior worden. Over de rechtlijnigheid, strijdvaardigheid en eloquentie van die laatste doen nog steeds verhalen in Leuven de ronde. Het clubjaar kreeg doorheen de jaren steeds meer een vaste vorm. Absolute hoogtepunten waren de Dies Natalis-viering en het jaarlijkse galabal. Prostaat en Skaat bouwden het galabal in de Diestse stadshallen uit tot een groot succes.

In 1990 hield Macho een ludieke verkiezingscampagne : “Oprichting van een grote villa die zal fungeren als hoofdkwartier waar alle Groot-Hagelandse gedachten zullen gebundeld worden. Wij zullen de grote muziekband “De Hagelander” oprichten en plaatjes drukken van codexliedjes. Er zal een eigen postkantoor worden opgericht voor het bevorderen van de communicatie binnen het Groot-Hageland. Drankzucht zal opwemelen tot motivatie om sponsoring te zoeken. Omdat we moderndenkend zijn, zullen we voortaan pintjes in het Brabants Gildehuis per computer laten bestellen. Samenspannen voor de eenmaking tot een groot Hageland en het verdringen van alle andere gedachten. VOTE MACHO ! ! !” Pens won de verkiezingen. Het bal bleef dat jaar nog in de Diestse stadshallen. Vermeldenswaardig is ook de geslaagde fietsrolling die Pens dat jaar organiseerde alsook een rondleiding door Leuven die geleid werd door Volondat. Zoals de rest van de Brabantse Gilde was Ons Hageland dat jaar gehuisvest in de Pipe. Het cafe bleek echter niet goed bestand tegen studentikoze excessen. Halverwege het jaar stortte heel het gebouw in. Als bij wonder vielen er geen gewonden en bleef het schild van het Hageland, als een van de weinige, helemaal intact.

Een nieuwe generatie o.l.v. Beaufort (Senior ’91-’92) en Egel (Senior ’92-’93) zou Ons Hageland sterker bewust maken van traditie en stijl. Vanaf begin jaren ’90 zou de codex weer terrein winnen op de anarchistische tendenzen in de club. Midden jaren ’90 kende Ons Hageland een serieuze terugval in haar actief ledenbestand wanneer een hele generatie samen uit Leuven vertrok.

Aan Prim komt de eer toe de club als senior gered te hebben door twee nieuwe schachten op te leiden, Eenzaad en Paulus, die aan de basis zouden liggen van een nieuwe generatie. Deze nieuwe generatie werd groot gebracht in de Ad Fundum op de Oude Markt, waar Jef -met of tegen zijn goesting- sloten Jupiler tapte. Eenzaad (Senior ’97-’98) zou het galabal terugbrengen naar de salons Georges. Een bal dat niet alleen herinnerd wordt omwille van de goede opkomst en dito ambiance maar vooral omwille van de exclusieve zalm die op het menu stond. Hetzelfde jaar zou Bleu als kersverse commilito verkozen worden tot senior van de Brabantse. Het had veel voeten in de aarde gehad om het zo ver te krijgen. Bleu had een fotoboek gemaakt voor de gilde, er volgde een grote affichecampagne en tenslotte trachtte Eenzaad achter de coulissen van de kiescantus zelf de onbeslisten over de streep te trekken, met een kist sigaren in zijn handen. Bleu zou uiteindelijk met een stem verschil winnen van Pee Dirix.

Het volgende jaar, Contra was ondertussen senior verkozen, waren er terug genoeg leden om het lustrumjaar uitgebreid te vieren. 125 jaar ons Hageland werden herdacht tijdens een lustrumweek waarin de Brabantse getrakteerd werd op een fuif, een aantal gratis vaten, een busrolling door het Hageland, ontvangst door de burgemeester op het stadhuis van Tienen en op het gemeentehuis van Hoegaarden. De week werd afgesloten met het bal in de salons Georges. Als Prins Carnaval van de Brabantse, verloor Petos, hetzelfde jaar nipt de carnavalsverkiezing van het SK. Als Bleu het volgend jaar senior werd was de club terug 17 man sterk. Een van de hoogtepunten dat jaar bestond uit een Dead Poet Society-avond waarop de rest van de Brabantse zich ook had uitgenodigd zodanig dat de nachtelijke escapades van het Hageland de volgende dag de krant haalden.

Tijdens het volgende jaar liepen er een aantal zaken organisatorisch ernstig fout. Toen Petös in 2001 de club ging leiden hadden veel commilitones het schip verlaten. Dankzij het galabal kon de club toch financieel overleven. In de twee jaar dat Pinky senior was, stond de schachtenwerving met stip bovenaan op de agenda. Dankzij zijn inspanningen vond de club de juiste mensen om de geschiedenis van Ons Hageland verder te schrijven.

Deze tekst is voornamelijk gebaseerd op de herinneringen van commilitones die KRISTOF DEBECKER v. Bleu tijdens een trektocht door half Vlaanderen in ’99 heeft genoteerd.

Teksten beschikbaar onder CC-BY-SA/GFDL.

You must be logged in to post a comment.